6 februari 2021 | Antonie Holleman

Deel 3: Altijd streven naar herstel van relaties

De kerk heeft helaas geen al te beste reputatie. Buitenkerkelijken associëren de kerk met machtsmisbruik en vinden veel kerkmensen schijnheilig. De vele kerkscheuringen uit het verleden en de mensen nu die teleurgesteld raken in de kerk helpen niet om dit beeld te ontkrachten. Het valt niet mee om kerk te zijn met een boodschap die hoge verwachtingen van onszelf en anderen oproept. We willen het zo graag goed doen en wensen zo zeer dat in onze gemeente de liefde van Christus gevoeld wordt, dat we het moeilijk vinden te erkennen als wij in gebreke blijven, persoonlijk of als gemeente.

Deze houding is vanuit menselijk perspectief begrijpelijk, maar het Nieuwe Testament leert ons iets anders. In 1 Johannes 1:8-10 worden wij juist opgeroepen om steeds kritisch in de spiegel te kijken en te erkennen als iets niet goed is, zodat we onszelf en elkaar niet misleiden. Bovendien, als we onze zonden belijden dan zal God ons vergeven en ons reinigen van alle kwaad. Het Nieuwe Testament geeft dan ook geen opgepoetst beeld van de discipelen. In de evangeliën wordt eerlijk verteld over het gebrekkige geloof van de discipelen (o.a. Marcus 8:17), hun onderlinge strijd (o.a. Lucas 22:24-27) en het tekortschieten in hun ondersteuning van Jezus (o.a. Matteüs 26:36-46). Heldenverering is niet aan het Nieuwe Testament besteed. Ook de gemeente in Jeruzalem was niet zo fantastisch als wij vaak denken (zie Handelingen 6:1; 11:2; 15:2), om maar niet te spreken over de verdeeldheid in andere gemeentes (zie Romeinen 14:13; 1 Korintiërs 1:10).

De vraag die mij niet loslaat, is waarom het voor de kerk van vandaag zo moeilijk is om fouten, gebreken, strijd of zonde in de eigen gemeenschap te erkennen en aan de orde te stellen. Ik kan verschillende antwoorden bedenken. Eén van de redenen is dat we niet goed weten hoe met elkaar om te gaan als er onenigheid is of als we met zonde in de eigen gemeente geconfronteerd worden. We willen niet de fouten maken die in het verleden gemaakt zijn en voelen ons verlegen met de situatie. Een frisse kijk op verschillende gedeeltes uit het Nieuwe Testament zou ons verder kunnen helpen.

In Matteüs 18 spreekt Jezus over de onderlinge omgang van zijn discipelen. Eerst spreekt hij over de keuze om nederig te zijn zoals een kind (18:1-5), dan over zelfdiscipline om de medegelovigen (de geringen) niet te ontmoedigen en ten val te brengen (18:6-9). Vervolgens – als er toch een voorval zich heeft voorgedaan – spreekt Jezus over het streven om degene die de band met de gemeente is kwijt geraakt te zoeken en terug te brengen (18:10-14). Uit dit alles blijkt de liefde voor de medegelovigen en de inzet om relaties te herstellen. Op het moment dat iemand is afgedwaald is die enkele persoon belangrijker dan de rest van de gemeente.

Daarna stipt Jezus een andere situatie aan. Wat te doen als iemand in de gemeente in jouw ogen verkeerd gehandeld heeft (18:15-20)? Je moet onder vier ogen met die persoon spreken. En als je er samen niet uitkomt dan moet je twee andere mensen erbij halen. Als dit ook niet tot een oplossing komt, moet je het voorleggen aan de gemeente. Wat in deze aanpak opvalt, is dat de oplossing komt in het gesprek met elkaar, een gesprek van hoor en wederhoor. Als het de twee strijdende personen niet lukt, dan moeten anderen erbij gehaald worden. Hoe anders is deze wijze van conflicten oplossen van het spreken over elkaar alsof men in gescheiden kampen verkeert, of het voorleggen van het probleem aan de leiders om een uitspraak. Het gaat hier om een relationele benadering die gericht is op het herstel van de relatie. En men is zelf betrokken in het zoeken naar een oplossing. Het probleem of de kwestie wordt niet bij een ander of een raad neergelegd. En zelfs als je er niet uitkomt dan moet de persoon die niet wil buigen als een heiden of tollenaar behandeld worden. Met andere woorden, dan kan je die persoon niet meer zien als mede-discipel, maar als iemand van buiten die liefde verschuldigd is. Stond Jezus niet bekend als vriend van tollenaars en zondaars (Matteüs 11:19) met het doel om hen op te nemen in de kring van discipelen?

In zijn brieven aan de gemeentes past Paulus deze strategie ook toe. Zie bijvoorbeeld zijn advies in 1 Korintiërs 7:9-13. In zijn brief aan de gemeente in Rome waar een conflict heerste over het eten van vlees dat aan de goden in de tempel was geofferd en twee groepen tegenover elkaar stonden, maant hij beide groepen om de relatie te onderhouden: “Laat ieder van ons zich richten op het belang van de ander, op wat goed en opbouwend voor hem is. Ook Christus zocht niet zijn eigen belang” (Romeinen 15:2-3). En in vers 7 zegt hij als conclusie: “Aanvaard elkaar daarom ter ere van God, zoals Christus u heeft aanvaard.” Paulus ontkent niet dat er onenigheid is, hij kiest ook zelf partij, maar hij spoort de mensen aan om elkaar in het conflict niet los te laten, maar zich in te blijven inzetten voor de onderlinge relaties.

Hoe moeilijk dit is, weten we allemaal als we terugdenken aan conflicten waar we in verwikkeld waren of zijn. We hebben allemaal de neiging om ons los te maken van de ander, om gescheiden van elkaar te opereren. Dan ontstaan er kampen van gelijkgestemden en wordt er niet meer met maar over elkaar gesproken. En dan wordt het van kwaad alleen maar erger. Daarom wijst Paulus de gemeente in Korinte op de liefde in het bekende hoofdstuk 13. Dat hoofdstuk heeft Paulus niet geschreven om uit te preken bij huwelijksvoltrekkingen, maar als de leidraad voor gemeentes met conflicten.

Deze relationele benadering van het Nieuwe Testament betekent niet dat er geen besluiten genomen worden, of dat het kwaad of onrecht kan voortbestaan omwille van de relaties. Maar zoals we kunnen lezen in Matteüs 18 is het nemen van besluiten ten eerste een collectief proces van de gemeenschap en niet van een leidinggevend kader. Antwoord op de vraag wat te doen wordt duidelijk in de gemeenschap die samenkomt in de naam van Jezus. Ten tweede is het doel van het besluitvormingsproces altijd (de mogelijkheid van) het herstel van relaties.

Daarom zullen wij als gemeenschap altijd streven naar verzoening, omdat Christus de muur van vijandschap tussen mensen heeft afgebroken (Efeziërs 2:14). Onze boodschap is niet dat wij het altijd goed doen, wel dat wij het altijd weer goed willen en kunnen maken door Jezus Christus.

Antonie Holleman

Geef een reactie